Raadhuisstraat 1 (bij voormalig gemeentehuis), Wilnis
Het verzetsmonument herinnert de inwoners van Wilnis aan de activiteiten van het verzet in de omgeving. Tevens worden alle slachtoffers van de bezettingsjaren herdacht. In Wilnis zijn onder de bevolking in de Tweede Wereldoorlog geen slachtoffers gevallen.
Echter op 5 mei 1943 zijn er drie Canadese bemanningsleden van een Vickers-Wellington bommenwerper omgekomen. Deze kregen hun eigen Monument voor omgekomen Canadese militairen aan de Stationsstraat ter hoogte van huisnummer 15. In 2019 kwam daar een Gedenkzuil (4) bij en in 2019 werd een gedeelte van het wandelpad over de spoordijk naar piloot Robert Moulton vernoemd.
Het verzetsmonument in Wilnis is een in smeedijzer gevatte plaquette van hardsteen. Aan weerszijden staan twee grijze hardstenen steunen. De tekst op de plaquette luidt:
VOOR HEN DIE ZICH
HEBBEN INGEZET
VOOR ONZE VRIJHEID
IN DE STRIJD
TEGEN DE DUITSE BEZETTER
1940 1945
De ontwerper is een zoon van de Wilnisse mandenmaker en verzetsman Bram van Vliet.
ontwerper | |
naam | A. van Vliet |
geboortejaar | |
geboorteplaats | |
woonplaats | |
object | |
titel | Verzetsmonument |
bijnaam | |
onthulling / ingebruikneming | 4 mei 1986 |
budget / begroting / kosten | f 10.000 (€ 3676) bijeengebracht door de bewoners van Wilnis |
formaat | Voet: 177b x 35d x 10h. Monument: 134b x 16d x 95h.
Plaquette: 45b x 6,5 d x 35,5h |
technieken | Steenhouwen, smeden |
materialen | Hardsteen, smeedijzer |
uitvoering | Wout Smit (smeedwerk) |
omschrijving | Plaquette van gepolijst hardsteen is opgehangen in smeedwerk en geplaatst tussen twee grijze hardstenen steunen. Achter het monument staat een vlaggenmast. |
locatie | |
soort locatie | Tuin naast ingang voormalig gemeentehuis van Wilnis |
adres | Raadhuisstraat 1 |
plaats | Wilnis |
opdrachtgever/opdracht | |
opdrachtgever | Speciale commissie met leden van het verzet |
soort opdrachtgever | particulier |
soort opdracht |
Dit monument wordt ook vermeld op: website oorlogsmonumenten
Het Wilnisse verzet bevoorraadde vooral de Utrechtse ondergrondse
Uit De Ronde Vener, 26 maart 1986, door Han Koch.
Wout Smit (verzetgroepslid en smeedwerk monument) verteld.
We wisten niet hoe je met een geweer moest schieten. We hadden de wapens wel in en uit elkaar gehaald en schoongemaakt, maar er nog nooit mee geschoten.” Die woorden uit de mond van Wilnisser Wout Smit zijn tekenend voor de organisatie van het verzet in Wilnis. De naar schatting 50 tot 60 verzetsmensen waren nauwelijks getraind toen zij aan het einde van de oorlog actief aan de strijd tegen de Duitsers begonnen deel te nemen.
Volgens Wout Smit kwam het verzet pas laat op gang. Smit: „Het verzet is pas goed op gang gekomen in april 1944. Van lieverlee zijn we verzet gaan plegen.”
Alhoewel in de grote steden landelijk meer aansprekende verzetsdaden zijn verricht mogen de Wilnisse verrichtingen niet onvermeld blijven. Tot de belangrijkste wapenfeiten behoren de droppings in de weilanden in de omgeving. Uit de verhalen valt op te maken dat er drie droppingsvelden waren. Het eerste veld lag bij de Ter Aase Zuwe. Dat terrein leek aanvankelijk goed te liggen. Smit:,, De vliegtuigen, meestal Dakota’s vlogen over de Vinkeveense polder, maar konden het veld niet vinden.”. Het droppingterrein werd daardoor niet meer gebruikt. De mening van Smit is ook terug te vinden in het hoofdstuk Oorlogstijden van T.D. van Soest in het boek Van Wildernis tot Ronde Venen.
De droppings op de beide andere terreinen waren aanmerkelijk succesvoller. Die terreinen lagen in de polder Wilnis-Veldzijde en in het verlengde van Donkereind. De Wilnisse verzetsmensen slopen ’s nachts via het open veld en sluipwegen naar de droppingsterreinen. De meeste droppings werden uitgevoerd onder leiding van Dorus Roeleveld. Smit: „Van de tien nachten lag je er acht niet op bed. Je ging ’s nachts op pad en je kwam niet eerder dan half vijf weer thuis. Het hele weekend lag je dan te slapen. Mijn vader wist eerst niet dat ik er ook bij betrokken was. Uiteindelijk is het uitgekomen en vroeg hij mij: Waarom heb je niet eerder gezegd dat je er aan meedeed?”
Wout Smit weet niet precies wie er allemaal bij de droppings betrokken waren. Twee namen heeft hij nog onthouden: Henk Bras en Jan van Dijk. De meeste namen mocht hij niet weten uit veiligheidsoverwegingen. Smit: „Uit de Dakota’s kwamen meestal zes tot acht grote containers aan parachutes. Ze waren gevuld met wapens, maar ook wel voedsel, sigaretten en chocola. De spullen werden dan naar de boerderij De Kraanvogel gebracht. En vandaar in de melkwagen geladen en naar Utrecht gereden.” Volgens Smit moeten de in Wilnis woonachtige NSB’ers, er waren geen Duitsers gelegerd, van de droppings op de hoogte zijn geweest. De landverraders maakten echter zich niet schuldig aan het verlinken van de nachtelijke tochten. Ook de in de laatste dagen van de oorlog door de Duitsers aangestelde burgemeester Heijman schijnt de ogen te hebben toegeknepen.
Geheel zonder gevaar zijn de droppings toch niet geweest. Wout Smit: „Op de terugweg van een dropping hoorde ik een auto op de weg aankomen. Je kon hem nauwelijks zien. Je zag alleen een licht streepje. De wagen was geblindeerd. Ik ben toen in de brem weggekropen en dat was maar goed ook, want er bleken Duitsers in te zitten.”
Tot de moedige daden moeten ook gerekend worden het verleggen van de rails van de spoorlijn die achter Wilnis omliep. De trein die vanuit Uithoorn kwam ontspoorde doordat een groep Wilnisse verzetsmensen de rails hadden losgemaakt en precies naast elkaar hadden gelegd. De trein zakte van de rails en kon zijn weg niet vervolgen.
De eerste keer dat Wout Smit zijn wapen moest gebruiken was bij de bevrijding van de gebroeders Reurings. De broers Janus en Sjors woonden aan de Herenweg 121. Janus was reeds bij het begin van de oorlog betrokken geraakt bü het verzet rond Schiphol. Die verzetsgroep werd opgerold. In Wilnis zette de familie Reurings het verzet voort Siors zorgde voor de onderduikers en Janus deed met twee andere broers mee aan de droppings. De activiteiten rond de touwslagerij van de
Reurings bleven niet onopgemerkt en bij een controle door de landwacht werden wapens, fietsen en motoren gevonden. De landwacht rekende de broers Janus en Sjors in. De goederen werden in beslag genomen.
Het Wilnisse verzet was al snel op de hoogte van de arrestaties op de Herenweg en beraamden een bevrijdingsplan. Aan die bevrijding werkte ook Wout Smit mee. Smit: „Janus en Sjors Reurings zaten op de wagen van Piet van der Zon, de schillenboer. Er reden vier landwachters achter. Ze gingen naar Utrecht via de Ter Aarse Zuwe. We waren omgefietst met de wapens onder onze kleren en lagen op de hoek van de Lange- en de Dwarszuwe in een hinderlaag. Twee van die landwachters waren er niet meer bij. Een van hen woonde in Vinkeveen, die had zijn maat meegenomen naar huis om bij zijn vrouw een kop koffie te drinken. Toen de anderen de bocht omkwamen schoten we op ze en bevrijdden Sjors en Janus. We zijn op de fiets weggereden naar de kelder van Bosman.” Op de vlucht naar de veilige kelder werden de Wilnisse verzetsmensen door de twee uit Vinkeveen terugkerende landwachters beschoten. Smit: „Mijn maat, die naast me reed op de fiets, werd door zijn voorband geschoten/’
Als Smit nu op de gebeurtenissen terugkijkt, zegt hij geen moment echt in angst te hebben gezeten. Dat bij de bevrijding landwachters zijn neergeschoten is geen pijnlijke herinnering. Smit: „Het was toen hij of ik.”
De zondag na de spectaculaire bevrijding namen de Duitsers wraak. Bij Kooij in Mijdrecht werd de villa in de brand gestoken en bij Van Zijl de garage. Smit: „En de brandweer mocht niet blussen.”
Tijdens de schermutselingen met de Duitsers zijn geen slachtoffers gevallen. De Duitsers hebben volgens Wout Smit uit wanhoop wel een keer pp een groep Wilnissers geschoten. Smit: „Er waren twee piloten in Waverveen neergekomen. Ze zouden het water van de Ringvaart overgezet worden., Waarschijnlijk heeft een kippenboertje uit Waverveen de zaak verraden. De twee piloten werden opgepakt. Voor het gemeentehuis werden ze ingeladen in een vrachtwagen. Het hele dorp was uitgelopen. Toen die wagen wegreed begon iedereen te wuiven. Die moffen konden dat niet hebben en begonnen te schieten. Gelukkig over de hoofden heen.”
Op vrijdagavond 4 mei 1945 werden de eerste berichten verspreid over de op handen zijnde bevrijding. Het uit Uithoorn afkomstige bulletin De Luistervink bevestigde de berichten. Wilnis begon met het vieren van de bevrijding. Tot de inmiddels minder gewaardeerde uitingen van feestvreugde behoorde het knippen van de haren van de meisjes die met de vijand hadden geheuld. In het archief van de gemeente liggen twee foto’s die dit minder elegante optreden van de Binnenlandse strijdkrachten tonen. Op de foto’s staan overigens geen Wilnisse meisjes afgebeeld. De twee vrouwen passeerden toevallig Wilnis, werden uit de auto gehaald en kaal geknipt. De leden van het verzet die bij die ‘gebeurtenis toeschouwer waren spreken daar met gemengde gevoelens over. „Het was begrijpelijk, maar toch ook niet nodig,” is de meest gehoorde reactie.
Kort na de bevrijding keerde ook burgemeester Padmos voor een korte periode terug in Wilnis. Het leven kon weer z’n gang gaan. De ‘fouten’ in de Wilnisse samenleving mochten zo goed en zo kwaad als dat ging weer hun plaats innemen. Wout Smit ziet ze vaak, maar hij heef t geen haatgevoelens. De tijd heelt. Met het monumentje, dat binnenkort voor het gemeentehuis verrijst, wordt het verzet herdacht en een waarschuwing gegeven aan de Jeugd. Wat zijn de lessen die Wout Smit geleerd heeft: „Ik zou het nu weer doen. Maar we moeten niet de fout maken dat we weer de poort voor de vijand openzetten. We moeten de kruisraketten neerzetten, maar eigenlijk zouden we die dingen helemaal niet nodig moeten hebben.”
Een ander artikel uit dezelfde krant.
Wilnis krijgt monument
WILNIS – Wilnis krijgt een monumentje ter herdenking van de Tweede Wereldoorlog. Met het monument wordt vooral het verzetswerk in de gemeente herdacht, er zijn in de oorlog geen slachtoffers in Wilnis gevallen.
Bij de herdenking van de bevrijding vorig jaar opperde burgemeester Boogaard de mogelijkheid van een herdenkingsplaat. Er waren weliswaar in de Tweede Wereldoorlog geen slachtoffers gevallen in Wilnis, maar de burgemeester achtte de activiteiten van het verzet in de omgeving zeker een monument waard. In juli ’85 werd een commissie samengesteld onder voorzitterschap van de heer Lakerveld. Gemeentesecretaris Grundmann en een aantal mensen uit het voormalige verzet maakten eveneens deel uit van die werkgroep. Namens het verzet spraken ondermeer Arie van Vliet, Leen Both, C.J. Scholier en Wout Smit mee over de vorm van het monument. Het moest in eerste instantie een herinnering worden en pas in laatste instantie een kunstwerk, vandaar dat aan de leden gevraagd werd om zelf een ontwerp in te leveren. Uiteindelijk viel de keus op een gedenkplaat die hangt tussen twee steunen. Het ontwerp is van Arie van Vliet. De steunen worden uitgevoerd in grijs hardsteen. De gedenkplaat Is eveneens van gepolijst hardsteen en wordt tussen de steunen opgehangen met smeedwerk van Wout Smit Wat er op de plaat komt te staan is nog niet helemaal bekend. Lakerveld en Grundmann: „Er komen geen namen op de staan, er is gelukkig in Wilnis niemand omgekomen, de droppings vormden de hoofdmoot.” Dat er in Wilnis niemand is omgekomen is volgens de werkgroep ook de reden, dat er niet net als in andere plaatsen vlak na de oorlog een monumentje is gekomen, Met ingang van de komende 4 mei herdenking zal die schade 4jn ingehaald. Dan staat in het tuintje voor het gemeentehuis een gedenkplaat Het monument staat er niet alleen om de mensen uit het verzet te eren, maar ook, volgens de heer Grundmann om te zeggen: „Jongens kijk uit want dat is er toen allemaal gebeurd.”
De kosten bedragen tienduizend gulden. Dat bedrag moet door particulieren bij elkaar worden gebracht De gemeente heeft zich garant verklaard. De geldinzamelingsactie moet nog beginnen. Informatie daarover kan men op het gemeentehuis en bij de heer Lakerveld verkrijgen.
In de buurt
De Ontmoeting
Monument voor omgekomen Canadese militairen en hun graven op het kerkhof
Irenebank